maandag 31 oktober 2011

Nog geen sneeuw

Met zus Elisabeth naar de Canigou gaan kijken. 


A in oktober

Aankomen is fijn, weggaan is lastig. Zo moet het ook bij zeelui zijn, of bij andere mensen die vaak voor langere tijd van huis zijn.
Met elk uur kwam het moment van afscheid dichterbij en hoewel ik heel erg mijn best deed om er niet aan te denken, hing het als een grijze wolk boven mijn hoofd in het nochtans zonnige A.
Daar heb je het weer: een onprettig maar moeilijk te omschrijven gevoel. Ik wilde zo graag blij zijn en genieten van A en van Els, maar mijn mondhoeken trokken voortdurend naar beneden. Ik liep wezenloos rond in A, zoals een kind in een veel te grote speelgoedwinkel. Ik vroeg me af wat me zo te neer drukte en het was niet zozeer het vooruitzicht om weer naar Fourques te gaan. Het was eerder het gevoel om maar half thuis te zijn. Mijn koffer stond al klaar om weer gepakt te worden. Ik was in A maar ik mocht geen wortel schieten. We gingen naar de zoo en ik had nog meer medelijden met de pinguïns dan gewoonlijk. We gingen naar het station en ik huilde tranen met tuiten.

Tussen A en B bleven de tranen komen. Het onprettige gevoel had zich vermenigvuldigd. Ik kon me plots niet meer herinneren wanneer en waarom ik ooit beslist had om maanden weg te gaan uit A, om Els alleen thuis te laten en mijn werk op pauze te zetten. Ik had het gevoel dat ik mijn eigen trein van de rails had genomen en in een mistig weiland had geplaatst.

In Lille was ik al wat rustiger. In Lyon was het over. De paniek toch. In Nîmes voelde ik me in niemandsland. Ook dat is een onprettig gevoel. 

Ik word wakker in Fourques. Het is 31 oktober. Een datum met verschillende lagen herinneringen. Straks toch even naar de Canigou, kijken of er sneeuw op ligt. 

dinsdag 25 oktober 2011

El centre del mon

Volgens Els is A het centrum van de wereld en ik heb haar altijd geloofd. Maar het klopt blijkbaar niet. Het is Perpignan. Dat beweerde Salvador Dali toch.



Bus en trein

Vanmorgen nam ik om kwart voor negen de bus in Fourques. Drie kwartier door de Rousillon, met bijna overal zicht op de Canigou. Een feest om de dag te beginnen. Voor maar één euro.

Hoewel ik gehaast ben en zo snel mogelijk bij Els in A wil zijn, neem ik in Perpignan de trein. Vliegen is voor mij een straf. Niet dat ik vliegangst heb, ik ben gewoon vliegmoe. Ik hou niet van vlieghavens, vooral niet van wachtzalen. Ik heb een hekel aan wachten, aanschuiven en het gedrum bij het in- en uitstappen.
Als ik betaalbare reiskaartjes vind, neem ik de trein. Gewoon gaan zitten en zeven uur zalig lezen, schrijven, zelfgemaakt lunchpakketje (stokbrood met tomaat en olijfolie, pain de muscat en druiven) opeten, door het raam kijken, beetje dutten, beetje haken of breien. Een dagje trein is zo om.

zondag 23 oktober 2011

Voelen

Als kind kende ik het werkwoord voelen niet. Gevoelens werden in ons gezin geuit op verschillende manieren, maar ze werden niet bij naam genoemd. Mijn vader zei niet: ik ben kwaad. Hij wèrd kwaad, op een vrij luidruchtige manier. Mijn moeder zei nooit: ik voel me verdrietig. Ze sloot zich af, hulde zich soms dagen in stilzwijgen en nam poedertjes van het Witte Kruis.
Voor ons was het zoeken om met de gevoelsuitingen van onze ouders en met onze eigen naamloze gevoelens om te gaan. De weg die ik vond, was er eentje naar buiten. Als er zich een gelegenheid voordeed, was ik weg. Ik voelde mij snel thuis bij vriendinnetjes, ik ging vrijwillig op internaat en ik trouwde erg jong.
Mijn gevoelens herkennen en benoemen heb ik maar laat geleerd. Psychotherapie heeft me geholpen en soms ook niet. Het lijkt zo eenvoudig maar het is het niet. Je voelt iets onbestemds, waar je geen naam aan kan geven. Het is gemakkelijker om het dan maar zo te laten, dan om een naam te geven aan iets dat erg onprettig is.

Nu ik weer in een deel van mijn oudergezin woon, komen de herinneringen aan de tijd dat we nog allemaal samenwoonden gemakkelijk terug. De moeilijke periodes komen het eerst naar boven drijven. Naar mooie momenten moet ik soms zoeken. Ik laat mijn herinneringen overdag passeren en als ze ’s avonds op mijn hoofdkussen willen blijven liggen, stuur ik ze weg.

Mijn leven speelt zich hier en vandaag  af. Elke dag is een nieuwe kans om tot directer contact met mijn ouders te komen. Het is aartsmoeilijk. Mijn ouders hebben het zelf nooit geleerd en ze zijn te oud geworden om er het belang van te begrijpen. Het enige wat ik kan doen is het zelf een beetje proberen. En dus zei ik tegen mijn moeder dat het mij verdrietig maakt dat ik haar nooit zie lachen. Ze keek me verbaasd aan en daarna sloot ze zich weer een beetje af. Ik vroeg haar niet om te lachen, want iemand die depressief is, kan nu eenmaal niet lachen. Ik zei alleen maar dat ik verdrietig was.

Een beetje later was ik kwaad en zei ik dat ik kwaad was. En vanmorgen zei ik dat ik er spijt van had, dat ik kwaad was geweest. Je moet er geen spijt van hebben, zei ze. En vandaag ging alles weer een beetje beter. 

Zoek de leeuw

Nog twee nachtjes slapen en dan kan ik weer voor een paar dagen naar A. Els maakt me alvast warm met een paar foto's:






Saffraan

Op de boerderij kreeg ik twee saffraankrokussen.

Vrouwenvoetbal en rugby

Alles wat kan helpen om mijn energie op peil te houden, is welkom. In augustus zag ik vanuit mijn ooghoeken wel eens een flard van het WK vrouwenvoetbal. Vooral de Nieuw-Zeelandse vrouwen konden mij charmeren.
Vandaag is het WK rugby op de tv. De Fransen spelen de finale, ook al tegen Nieuw-Zeeland. Verder dan de haka kijk ik niet. Had ik maar een terugspeelknop, dan kon ik nog een paar keer kijken. Echt wel sexy.

http://youtu.be/QIp6GPyeYF4

En let op de vredelievende tekst:

http://youtu.be/8emMNwmAAKY

zaterdag 22 oktober 2011

Vendange

De vendange is al even achter de rug. Deze week werd de primeurwijn van de cave de Terrats aan het publiek voorgesteld. Nog gauw een paar beelden van het oogsten. Op de foto's: Patrick, zijn zoon Mathieu en zijn broer Alain. Samen hebben en bewerken ze 140 hectaren wijngaarden.





Pain de Muscat

Midden in de wijngaarden van mijn schoonbroer Patrick hangen op een geheime plek nog steeds muskaatdruiven aan de stokken. Ik kreeg een plannetje van de plek waar de schat zich bevindt en af en toe ga ik mij bevoorraden. Het zijn grote trossen met veel dikke druiven bovenaan en veel kleine druifjes onderaan die al bezig zijn rozijntjes te worden. Om niets verloren te laten gaan bedacht ik deze broodpudding:

Laat 500 gr oud (stok-)brood een nacht weken in een halve liter melk.
Roer het mengsel de volgende dag goed door met een vork.
Doe er dan bij:
4 eieren
10 eetlepels suiker
1 zakje vanillesuiker
1 aperitiefglaasje muscat (zoete witte wijn die van deze muskaatdruiven wordt gemaakt)
150 gr kleine druifjes en rozijntjes.

Goed mengen, in een broodvorm gieten en 20 minuten bakken in een hete oven (200°), daarna nog 20 minuten op 150 °.

Zelfs Sylvie, die bij de meeste van mijn experimenten haar neus optrekt, vindt het lekker.



vrijdag 21 oktober 2011

Se cailler les gambettes

's Vrijdags komt Sylvie, onze auxiliaire de vie (mooi toch, ons levenshulpwerkwoord ...) een uurtje vroeger zodat ik kan gaan lopen. Ze kwam binnen met een dikke jas aan en toen ze mij zag vertrekken in korte loopbroek en met een dun T-shirtje, riep ze: Tu vas te cailler les gambettes! Wat wil zeggen: het zal koud zijn aan je beentjes.
En het was koud! In de schaduw liep ik wat harder om vlug in de zon te zijn. En zo was ik sneller klaar met mijn parcours. Tijd om mijn route eens te verleggen?

Pijn, onrust en verveling

In augustus werd mijn moeder 83. Een waarzegster heeft haar ooit voorspeld dat ze 82 zou worden en dat is uitgekomen. Ze is 82 geworden en daarna zelfs 83. Ze heeft een zwakke gezondheid maar een sterk lichaam. Want dat heeft al heel wat doorstaan: zes zwangerschappen, waarvan een tweeling, een zware rugoperatie, een verkeersongeval en een aantal lelijke valpartijen. De laatste jaren kreeg ze erg veel geneesmiddelen voorgeschreven, die ze tot voor kort innam met wijn. Ze geneest opvallend snel van kwetsuren en ze is hersteld van een toestand waarvan we allemaal dachten dat het onomkeerbaar was.
Ze is af en toe verstrooid en ze beweegt zich wat stijf. Ze ligt heel graag in bed en op de bank. Heel af en toe is ze wat vinniger. Ze beweegt zich in haar huis. Ze ruimt laden en kastplanken op en ze kijkt graag in de koelkast. Wat me verdrietig en zelfs een beetje wanhopig maakt is dat ze nooit lacht. Hoe ik me ook uitsloof om lekkere hapjes te maken, ze lijkt er nooit van te genieten. Ze zit vaak voor zich uit te staren of is in duidelijk ernstige gedachten verzonken. Het nieuws over de dood van Tony Corsari deed haar even opleven, maar de volgende dag zonk ze weer in de lethargie. De dood van Kadafi houdt haar niet wakker.
Ze heeft pijn en ongemakken en dat zijn de enige dingen die haar bezighouden. Ze wil verlossing van die kwalen, maar die is er niet. Haar gedachten lijken te draaien rond geneesmiddelen en dokters en specialisten.
Haar enige afleiding is mijn vader, die te pas en te onpas haar aandacht vraagt en ongeduldig wordt als ze hem niet verstaat.

Voor mij lijkt het alsof ze een constant verlangen heeft om "weg" te zijn. En dat ik er niet in slaag haar aandacht te vangen of haar op te monteren, frustreert me soms hevig. Op mijn beurt krijg ik dan zin om "weg" te zijn. Maar ik ben hier. "Waar je ook gaat, daar ben je" is de titel van een boek van Jon Kabat-Zinn. Ik ben hier, bij mijn moeder. En misschien volstaat dat.


Dubbele persoonlijkheid

Ik sta in de keuken pompoensoep te maken en hoor mijn vader vragen wie er nog in huis is, behalve hij en mijn moeder.
"Christine", roept mijn moeder in zijn rechteroor.
"Christine?" antwoordt hij.
"Ons Christine? Sinds wanneer is die hier?"
"Sinds een uurtje geleden", zegt mijn moeder.
Het klopt want ik had een "vrije" namiddag en ik ben gaan wandelen in Sainte Colombe de la Commanderie.
"En die andere Christine, wanneer komt die?"

Mijn moeder denkt na.
"Die andere Christine, zegt ze dan, dat is ons Elisabeth. Die komt volgende week."

Ik kom er maar niet tussen.
Voor mijn vader zijn er twee Christinen. Tegen de ene is hij wel veel beleefder dan tegen de andere. 

Sneeuw

Ca y est! Er ligt sneeuw op de Ganigou. Gisteren lag er een mooie dikke puntmuts op de pic. Jammer dat ik het huis niet uit kon om een fotootje te maken. Vandaag blijft er alleen nog maar wat poedersuiker over.

donderdag 20 oktober 2011

Wietes rabarbertaart

Bij mijn "plan de campagne" hoort troostkoken want dat helpt altijd. Ik koos voor Wietes rabarbertaart. Ik leerde Wiete kennen op een picknick. Omdat ik wou weten wie die overheerlijke rabarbertaart had meegebracht, stelde de gastvrouw mij aan Wiete voor. Zo gaat dat, lekker eten brengt mensen samen.
Van de boerin in Fourques kreeg ik de laatste takjes rabarber, net genoeg voor een taart. Ik paste Wietes recept een beetje aan en kijk Wiete, hier is mijn versie.

Snijd een halve kilo rabarberstelen in kleine stukjes. Schillen hoeft niet. Strooi er een halve kop suiker op en laat een uurtje trekken, zodat het sap vrijkomt.
Maak een brokkeldeeg met 200 gr fijne bloem, 100 gr koude boter in kleine stukjes gesneden, een ei, een snuifje zout en 2 eetlepels melk. Pak het deeg in in folie en leg het een halfuurtje in de koelkast.
Rol het deeg uit en leg het in een platte bakvorm. Prik er een paar keer in met een vork. Leg er de rabarber op en zet de taart 20 minuten in een hete oven (200 °).
Klop ondertussen 4 eiwitten goed stijf met 200 gr (!) suiker en een snuifje zout.
Haal de taart uit de oven en spatel het eiwit erover. Laat ze nog een kwartier bakken op 150 ° en laat ze dan langzaam afkoelen. Als je geen heteluchtoven hebt, steek dan een houten lepel tussen de ovendeur zodat er lucht kan circuleren.




Zorg dat er genoeg huisgenoten of gasten in de buurt zijn, want deze taart wordt nooit ouder dan een dag. 


woensdag 19 oktober 2011

Wolken

Het regent nog niet, het is lichtjes bewolkt. Dat noemen ze hier slecht weer. Mijn ochtendwandelingetje in de wijngaarden was best aangenaam. Er hingen sluiers rond de Canigou. Het is nu wachten op de eerste sneeuw op de pic.
Misschien was het omdat alles minder helder was dat ik wat meer in gedachten verzonken liep. Ik stelde bij mezelf een lichte cafard vast. Ik mis Els en ik mis mijn vrienden, en ik kijk van op afstand met een beetje afgunst naar de interessante ontwikkelingen op mijn werk. Misschien is het een natuurlijke terugval na twee maanden alles gegeven te hebben. Ik denk aan de goede raad die mijn vrienden mij meegaven. Zorg ik goed voor mezelf? Ik denk het wel. Kan het nog beter? Ja.
Saphir komt me troosten en veegt en passant de helft van mijn tekst uit.
Ik geef mezelf een dubbele siësta en en daarna stel ik een "plan de campagne" op.


dinsdag 18 oktober 2011

Onrust

Na regen komt zonneschijn. Vandaag was het wèl een fijne dag. Goed gesprek gehad met Sylvie, goed contact gehad met de huisdokter (hoewel ik niet zo gelukkig ben met de vrachten geneesmiddelen die hij voorschrijft) en fijn uitstapje met Clara gedaan. We hebben de aanvraag voor een plaats op de wachtlijst in het maison de retraite van Sorède afgegeven en er nog even rondgekeken. En Clara zag ook dat het goed was. Nog een glaasje muscat op het dorpsplein en weer naar Fourques. En bijna overal wordt druk over het weer gepraat. Voor morgen wordt er regen voorspeld en dat zorgt voor onrust! Na anderhalve zomer zonneschijn komt hier nu regen. Ik zal het pas geloven als ik het zie. 

Onrusthekken

Mijn vader haat het en ik begrijp het. Het woord alleen al! Wij noemen het de barre. Het is een opklapbare stang die moet verhinderen dat hij uit bed valt. Officieel is het dus een onrusthekken. Het doet me eerder denken aan voetbalwedstrijden op het Kiel dan aan oude mensen die soms vergeten dat ze niet goed meer te been zijn en dan dingen proberen die ze niet meer kunnen. Mijn vader vergeet bovendien elke keer weer dat de barre er is en verbaast zich meerdere keren per dag over dat ding dat hem belet om uit bed te komen. Het begint 's ochtends bij het wakker worden, het gebeurt opnieuw bij de siësta en nog een keertje bij het slapengaan. Soms doet hij een tussendoorslaapje in bed en dan heb je het ook: altijd dezelfde vragen. Wat is dat? Hoe gaat dat open? Waarom moet dat? Doe dat weg! Ik heb al verschillende methoden uitgeprobeerd om hem ervan te overtuigen dat de barre nut heeft, maar niets helpt. Chantage -als die barre er niet is kan ik niet slapen omdat ik bang ben dat je uit bed valt- helpt niet en dreigen - als je uit bed valt, moet je naar het ziekenhuis- nog minder. Negen van de tien keer lukt het zo: ik zeg dat ik weet dat hij dat niet graag heeft en begin meteen over wat anders. Ondertussen kuch ik of verschuif ik het nachttafeltje en laat de barre zo zacht mogelijk in de onrust-stand klikken. De tiende keer laat ik de barre maar waar ze is. Een halfuurtje later sluip ik de kamer in en trek ik ze stiekem omhoog. Ik weet het, het is bedrog. Maar voor zijn bestwil, toch? 

maandag 17 oktober 2011

Bien-être

Laat ik een lang verhaal kort maken: het was geen fijne dag.
Hij begon nochtans goed met het vinden van goed verstopte muskaatdruiven in de wijngaard van mijn schoonbroer en een bezoek aan mijn zusje Clara, la première dame de Montauriol.
Terug thuis trof ik mijn vader in een boze bui en mijn moeder klagend dat ze zich niet lekker voelde en dus niet naar de kapper kon gaan. Ik hoopte dat het middagdutje soelaas zou brengen, maar mijn vader werd veel te vroeg wakker in een al even boze bui en mijn moeder stond erop dat ik voor haar een geneesmiddel ging halen dat de huisdokter uitdrukkelijk afgeraden had. Praten en uitleggen hielp niet. Ze verborg haar gezicht in haar handen en legde ten slotte haar hoofd op de tafel.
Ik ging dan maar wat op het terras zitten en probeerde te genieten van de oktoberzon.
Nee, ze wou niet naar de kapper en dus trok ik met lemen voeten in haar plaats naar de dorpskapster. Gelukkig was mijn kappersfrans goed genoeg en kwam ik buiten met een coupe die ik in A ook had kunnen krijgen, maar hier was het de helft van de prijs.
Het humeur van mijn vader was niet recht te trekken, zelfs niet met Wien, Wien, nur du allein of Granada van Fritz Wunderlich. Toen hij het blad met de namen van zijn dochters in lettergrootte 48 niet vond, werd hij nog nerveuzer en mijn moeder en ik ook.
Ik zou het kort houden, dus laat ik maar een sprong maken naar het bedritueel. Dat begon met nog iets dat zoek was en de draad van het nachtlampje die achter het nachttafeltje bleef haken. In mijn pogingen om de draad vrij te maken stootte ik een literfles eau de cologne van het merk bien-être om. Spijtig, zei mijn vader en op zijn gezicht lag een uitdrukking van misprijzen die ik maar al te goed ken. Ik veegde de scherven bijeen en dweilde de bien-être op. Terwijl ik de dweil in de badkamer aan het uitspoelen was hoorde ik hem zeggen: "Morgen pak ik mijn valies". Ik keek in de spiegel en schoot in een lach.
Toen ik mijn moeder een nachtzoen gaf trok ze me tegen zich aan en zei ze dat ik me het maar niet moest aantrekken, want dat het iedereen kon overkomen. Ik dankte haar. Mijn vader zei nog steeds niets.
Het is kwart voor negen. Ze liggen al anderhalf uur in bed. Mijn vader weent omdat mijn moeder niet bij hem, in zijn smalle ziekenhuisbed, wil liggen en het hele huis stinkt naar bien-être.

zondag 16 oktober 2011

Patates Belges

Hoewel mijn grootmoeder en mijn moeder allebei uitstekende kokkinnen waren, heb ik van hen niet leren koken. Mijn grootmoeder liet ons wel eens helpen bij het bereiden van gehaktballetjes (ik mocht de beschuiten verkruimelen) of bij de wekelijkse gateau (eiwit kloppen), maar van haar heb ik maar één recept te pakken gekregen: dat van het biscuitgebak met chocolade-crème au beurre. Het recept van haar onovertroffen confituurtaart is met haar teloorgegaan.
Mijn moeder was dan weer erg goed in soepen op basis van zelfgetrokken bouillon en in het braden van grote stukken vlees zoals lamsbout en rosbief. Maar zij verdroeg niemand in haar kleine keuken en toen ik veel te jong trouwde moest ik het stellen met het kookboek van de boerinnenbond dat ik van mijn zus Anne als cadeau kreeg.
Ik had dan wel niet leren koken, mijn smaakpapillen waren bijzonder goed opgevoed en ik kreeg snel zin om zelf aan de slag te gaan. Ik ging haastig te werk, sloeg de boerinnenbond over en stortte me op onbekende groenten en exotische keukens. Mijn couscous en ratatouille werden erg gesmaakt door onze vrienden.

Toen ik tijdens een vakantie bij mijn ouders logeerde en mijn moeder er om een vergeten reden niet was, werd ik verondersteld om voor mijn vader te koken. Ik weet al niet meer wat ik gemaakt had, maar er waren gekookte aardappelen bij. Mijn vader at zijn bord zwijgend leeg, legde zijn bestek neer en gaf ongenadig zijn oordeel. Je hebt drie fouten gemaakt, zei hij, de aardappelen zijn te hard, ze zijn niet zout genoeg en je hebt ze niet opgebloemd. Ik lachte zijn opmerking weg, maar diep in mijn hart was ik pijnlijk geraakt. De manier waarop hij het zei, was niet fijn maar ik wist dat hij gelijk had. Ik kende onze traditionele keuken niet.

Er ging wat tijd over, maar stilaan begon ik aandacht te schenken aan de aardappel. Ik leerde aardappelen kennen als een groente waarmee je eindeloos kan variëren. Ik ontdekte dat er aardappelen en aardappelen zijn, nieuwe en oude patatten, witte en rode en zelfs blauwe varianten en ik leerde hun namen als Nicola, Charlotte, Exquisa en andere.

Ik begon op dezelfde manier aandacht te besteden aan groenten "van bij ons". Ik probeerde groenten te bereiden op een wijze die de typische smaak van de groente alle eer aandeed. Ik werd zorgvuldiger met kruiden en vermeed te veel smaken op een bord. Als ik vandaag met weinig ingredienten een smakelijke maaltijd op tafel kan zetten, dan heb ik dat eigenlijk te danken aan mijn vader.

En zo heb ik deze week Sylvie, onze "auxiliaire de vie", geleerd om opgebloemde aardappelen te maken. Des patates Belges, noemt zij dat. Heel gemakkelijk: aardappelen schillen, koken in net genoeg water met een kleine koffielepel zout. Na 10 minuten: prikken om te kijken of ze breken en dus gaar zijn. Vuur uitdraaien, deksel schuin zetten en het water afgieten met de hulp van een handdoek. De kom opschudden, even laten uitdampen op een laag pitje en nog even opschudden. En dan heb je zachte, lichtjes zoute, fluwelige aardappelen die zich verheugen op vis met botersaus, verse spinazie of gestoofd witloof met een stevige biefstuk. 

Brandade de morue

In Fourques zijn er haast geen winkels meer. Tot voor kort was er een slager die allerlei prijzen won met zijn gedroogde hammen en saucissen. Ooit was er een echte bakker, een bureau de tabac en twee kruidenierszaken: madame Dominez en Chez Agnès. Het bureau de tabac werd overgenomen door een biologische bakker. Hij verkoopt nog een paar kranten, maar geen tabak meer. Het brood is vooral geschikt voor mensen met een sterk gebit. In de plaats van de echte bakkerij kwam er een paar huizen verder een dépôt de pain waar ze wel lekker Frans brood hebben. Madame Dominez sloot haar épicerie en overleed een paar maanden later. Agnès twijfelt begrijpelijkerwijze, maar denkt toch ook aan haar pensioen. Na die leegloop kwam er echter een nieuwe prikkel in het dorp: een visboer. Het is dan wel geen winkel, maar alles is beter dan niks. Elke donderdag staat hij van 8 tot 11 op het dorpsplein en al vanaf de tweede week was het aanschuiven bij zijn kraam. De eerste keer kocht ik wilde roodbaars, de tweede keer rascasse (schorpioenvis). Allebei even vers en lekker. Hij had ook morue, stokvis, en toen hij vertelde hoe hij die bij volle maan zelf pekelt en de vis onder de nieuwe maan uit de pekel haalt, kon ik niet weerstaan aan de schitterende zoutkristallen en kocht ik een grote filet.
Onlangs proefden Els en ik van een brandade de morue in Collioure. Overheerlijk maar best "machtig" want hij was zeer traditioneel bereid met enkel stokvis en olijfolie. Na twee hapjes ben je voldaan.
Ik maakte vandaag een lichtere versie die je kunt serveren met een frisse tomatensla of met de paprika's van Collioure (zie bericht van 1 oktober), of met om het even welke goed afsmakende en felgekleurde groente.

Koop een stuk stokvis van ongeveer 500 gram.
Spoel het zout eraf onder koud stromend water en leg de vis dan in een kom met koud water.
Laat de vis 24 u ontzouten op een frisse plek en wissel 5 keer het water.
Schil een grote of twee kleine aardappelen en kook ze tot ze zacht zijn. Giet ze af.
Als er nog een paar graten in de vis zitten, kun je die er met een pincet gemakkelijk uithalen.
Leg de vis in een kookpot met koud water met een laurierblad, giet er een kop melk bij en breng aan de kook. Draai het vuur laag en laat nog 10 minuten zachtjes verder koken.

Haal de vis uit het water, laat hem wat uitlekken en doe hem bij de aardappelen. Zet de kom op een laag vuurtje, giet er een kop warme melk en een lepel olijfolie bij en strooi er flink wat (grijze) peper en een beetje geperste look op. Stamp nu alles goed door elkaar tot de vis zich helemaal in kleine draadjes verdeelt of mix de puree in een blender. De puree mag niet te stijf zijn, er mag -wanneer nodig- nog wat warme melk bij om hem vloeiend te maken. Doe alles in een vuurvaste schotel en laat even gratineren met een beetje kaas erop.

Brandade de morue, klinkt dat niet echt chic? 

zaterdag 15 oktober 2011

Rusthuis gevonden

Een paar dagen geleden wou ik met mijn moeder het rusthuis van Thuir en dat van Sorède bezoeken. De dag begon slecht want mijn moeder had weinig geslapen, ze had overal pijn en nog wat klachten. Twee rusthuizen op een dag vond ze teveel en ik gaf haar gelijk. Ik vergeet soms dat dit soort uitstapjes voor haar veel zwaarder zijn dan voor mij. We zouden enkel naar Sorède rijden en Thuir op een andere keer doen. In de loop van de voormiddag knapte ze zienderogen op en na de siësta stond ze paraat, gekleed in de Franse kleuren: een rode rok, een witte blouse en een blauw jasje. Ze gaf een kus aan haar man en vertelde min of meer luchtig dat we een rusthuis gingen bezoeken. Hoewel ik het onderwerp rusthuis dagelijks aansnijd, reageerde mijn vader hoogst verbaasd en raakte hij in paniek. Hij begon te huilen en te dreigen en toonde het hele scala van emoties waar ik al een tijdje op zat te wachten. Ze gaan me in een kot steken, snikte hij. Mijn moeder trok haar jasje uit en zei: ik ga niet. De moed begon me in de schoenen te zakken. Ik probeerde zacht in te praten op mijn vader en hem tot rede te brengen. Maar het enige wat ik bereikte was dat hij er boos het zwijgen toe deed. Ik nam mijn moeder bij de arm en leidde haar naar buiten, mijn vader achterlatend bij verzorgster Sandrine, die gelukkig zijn lieveling is.

Tijdens de heenrit vroeg mijn moeder drie keer of het nog ver was. Daarna vroeg ze of we Le Boulou al gepasseerd waren en concludeerde ze dat het inderdaad erg ver was. En tenslotte vroeg ze zich af of ze daar een WC zouden hebben, want ze moest eigenlijk heel dringend. Ik zei voor de vijfde keer dat het niet ver meer was, probeerde haar aandacht te vestigen op het prachtige gebergte waar we doorreden en gaf wat meer gas.

Lichtjes overspannen kwamen we aan in La Vallee Heureuse waar we godzijdank bijzonder vriendelijk werden ontvangen en waar de WC vlakbij de inkom was. Een jonge verpleegster leidde ons rond en toonde ons de lichte kamers, de mooie patio, de gezellige zitruimtes en heerlijke kijk op de bergen. Hier en daar zaten groepjes mensen, te lezen, te puzzelen, te praten of te rusten. De voordeur stond gewoon open en sommigen zaten in de voortuin.

We kregen een tweepersoonskamer te zien en de verpleegster vroeg of we nog vragen hadden. Mijn moeder schudde haar hoofd en dus stelde ik in haar plaats de belangrijke vragen: of ze een koelkast mogen hebben op de kamer en of ze 's middags wijn krijgen bij het eten. Ja hoor, ieder krijgt een karafje bij het eten en 's zondags geven we een aperitief, antwoordde ze. Ik had haar kunnen omhelzen. Meer nog, ik had mezelf meteen op de wachtlijst willen laten plaatsen.

Bleven nog de vragen over die wachtlijst. Voor de afdeling waarvoor mijn ouders in aanmerking zouden komen, schatte ze een wachttijd van ongeveer zes maand.

Ik was lichtjes in feeststemming en bood mijn moeder aan om een glaasje wijn te gaan drinken in het dorp. We kunnen thuis ook wijn drinken, zei ze. Alleen bij de apotheker wou ze nog even stoppen voor een doosje Dolipran. Ik weigerde en startte een preek over te veel medicijnen, waarop ze niets antwoordde. De hele terugrit bleef het stil in de auto.

Thuis bracht ze verslag uit aan Sandrine en mijn vader en ze gaf toe dat ze gecharmeerd was door de mooie omgeving en de vriendelijke ontvangst.

Mijn vader kocht ik om met een boterham met krabsla en een crème brulée en tegen bedtijd was hij weer spraakzaam en zelfs vriendelijk. Waarschijnlijk was hij de hele paniek weer vergeten.

Toen ik mijn moeder instopte zag ik aan haar voorhoofd dat ze diep aan het nadenken was. Ik vroeg wat er was en ze antwoordde: Als we nog 60 jaar moeten wachten, dan zijn we toch al dood tegen dat we naar Sorède moeten gaan?

Jammer dat ik het moest rechtzetten, want het was voor haar waarschijnlijk een fijne gedachte.


Appel

Mijn vader heeft zich gedurende drie kwartier geschoren met zijn Philips Arcitec en zit nu helemaal glad naar een plaatje te luisteren. Als mijn moeder naast hem komt zitten, kijkt hij haar verbaasd aan.
Ik ben hier helemaal alleen, zegt hij. Ben jij mijn vrouw?
Mijn moeder antwoordt: maar natuurlijk!
Ach, mijn schaapke, zegt hij, vergeef het mij. Mijn kop is niet meer goed.
Hebben we kinderen?
Ja, zegt mijn moeder, zeven.
Zeven! antwoordt hij.
En allemaal meisjes, zegt mijn moeder.

Zijn we oud?, vraagt mijn vader.
Ze knikt.
Hoe oud ben ik dan? vraagt hij (voor de honderdste keer deze week).
Negenentachtig, roept mijn moeder in zijn oor.

Ajaj, dan is mijnen appel ver geschild.

vrijdag 14 oktober 2011

Laddertje

Mijn vader probeert een zakdoekje in zijn borstzakje te steken, maar kan zijn rechterhand niet meer goed heffen.
"Ik ben zo oud geworden dat ik een laddertje nodig heb om bij mijn borstzakje te geraken", zegt hij.

Le Racou

Vandaag even gaan uitwaaien op het strand.






donderdag 13 oktober 2011

Flan de raisin

Nu alle druiven geplukt zijn wordt het stiller rond het huis. Het is gedaan met het geluid van ronkende tractors en plukmachines 's morgens vroeg en 's avonds laat, en ik mis de rustige trom van de druivenpersen bij de boer achter de hoek. De wijnranken blijven bloot achter. Vooral de wijngaarden die machinaal geplukt zijn, laten niets over. Waar met de hand geplukt werd, vind je hier en daar nog kleine trosjes. Alsof ze moedwillig achtergelaten werden voor de dorpelingen of voor halve toeristen zoals ik.
Met een kleine kilo gemengde wijndruiven kun je een originele taart maken.

Leg een blad bladerdeeg in een platte bakvorm.
Strooi er 750 gr witte en blauwe wijndruifjes over.
Klop vier eieren met 80 gr suiker en een soeplepel (maïs-)bloem en als het schuimig wordt, mag er 20 cl room of verse kaas bij.
Giet het mengsel over de druiven en schuif de taart in een warme oven.
20 minuten bakken op 200°, daarna nog 15 minuten op 150°.

Als je niet kunt wachten tot ze afgekoeld is: ze is lauw ook heel lekker!






Aan de onbijttafel

Mijn vader sopt een stuk Luikse wafel in zijn kop koffie. Goeie wafels, zegt hij, ze komen van Gisbergen (Geraardsbergen). Het zijn er van Lotus, zeg ik, maar ik heb ze in de Champion gekocht.

Zijn de anderen nog niet op? vraagt hij.
Wie? vraag ik.
Monique en Thérèse ...

Monique en Thérèse zijn onze nichtjes die vroeger in het ouderlijk huis van mijn vader, in Zandbergen, woonden.

Monique en Thérèse wonen hier niet. Ze wonen in België.
En waar wonen wij dan?
Ik probeer het hem zelf te laten vinden, maar geen enkele hint werkt.
We zijn in Frankrijk, zeg ik dan.
Maar dit zijn toch onze meubels? zegt hij dan verwonderd.
Ja, want jullie wonen in dit huis al bijna twintig jaar.

Al twintig jaar! En wie woont hier dan nog?
Wie denk je?
Suzanne, en ik. Nog iemand?
Ik woon hier ook voor een tijdje, zeg ik.
Ja? Allez, dat is goed.

En hoe heet je nu ook weer? 

woensdag 12 oktober 2011

Dood van een schoenmaker


De vader van mijn vader heette Theofiel. Hij was getrouwd met Elise en ze hadden elf kinderen. Mijn vader was het negende kind. Toen mijn grootmoeder zwanger was van het elfde kind kwam er een dramatisch einde aan hun geluk. Mijn grootvader was schoenmaker en zijn broer Jef hielp in de zaak. Hij was het die de schoenen ophaalde, wegbracht en het geld ontving. Niet zelden kwam hij aangeschoten thuis en op een dag werd Theofiel boos. De broers maakten ruzie en begonnen te vechten. Jef greep een klomp en sloeg hem op het hoofd van zijn broer. Het was een half afgemaakte vrouwenklomp waar de punt af was en waar twee pinnen uitstaken. De wond was niet zo groot maar ze geraakte geïnfecteerd.
Theofiel verbeet de pijn en verstopte de wond om zijn broer te beschermen. Maar zijn vrouw zag dat het niet goed ging en ze liet de dokter komen. Die zag meteen dat er iets ernstigs aan de hand was en hij zei: "Theofiel, dat is hier niet om mee te lachen, hoor."
Het ging inderdaad van kwaad naar erger en toen bleek een operatie onvermijdelijk. Voor Theofiel met een camionette (*) naar het ziekenhuis werd gebracht, riep hij alle kinderen bij zich, gaf hen een kruisje en droeg hen op om braaf te zijn.
Drie maanden na zijn dood werd het jongste kind geboren. Ze noemden hem Theofiel.

* Dit is de versie van mijn vader. Volgens mijn enige nog overlevende tante Flore was het een kar met een matras op. 


Botsauto’s of rups?


Ik heb hem leren kennen in de botsauto’s, zegt mijn moeder.
Hij kuste mij en ik veegde mijn mond af.
Ze bloost als een oud jong meisje.

Het was in de rups, zegt mijn vader.
De kap ging dicht en ik kuste haar.

Mijn moeder knikt en lacht.
Ze stralen allebei een beetje.
Ik vraag maar niet hoe het nu eigenlijk zat.



Gemis

Mijn moeder: Ik mis mijn man.
Ik vraag haar wat ze bedoelt.
Samen in hetzelfde bed slapen, zegt ze, tot mijn grote verwondering.
We kunnen jullie bedden tegen elkaar schuiven en de tussenschotten weghalen.
Ze denk even na, maar schudt haar hoofd.
Nee, want dan zal hij het alle dagen willen.

Maar ik mis hem toch, ik voel me alleen.
Dan zijn we met twee, zeg ik, want ik mis Els ook.
Arme Els, zegt mijn moeder, hoe ze dat toch verdraagt. 

dinsdag 11 oktober 2011

Klimmen en dalen

Hardlopen is voor mij nog altijd hard werken en afzien. Ik heb nooit een vanzelfsprekende conditie gehad, daarom moet ik haar zorgvuldig op peil houden want elke onderbreking eist een moeizame heropbouw. In A loop ik rondjes in het stadspark, maar hier is het andere koek. Voorlopig werk ik aan een parcours van amper 4 kilometer want het is de eerste helft klimmen en de tweede helft dalen met kleine klimmetjes tussenin. Het leuke eraan is dat het een mooie lus is, die ik in minder dan drie kwartier kan lopen, zodat ik niet te lang hoef weg te blijven.
Vandaag heb ik er zo eentje gedaan. Het klimmen doe ik in kleine pasjes en heel rustig zodat ik niet halfdood op de top aankom. Onderweg leid ik de aandacht van mijn eigen gehijg af door rond te kijken en van het landschap te genieten. Bij het dalen, maak ik grote passen en houd ik wat in om niet te pletter te storten. Met de zon in mijn rug loop ik dan achter mijn heerlijk lange schaduw aan en het is in dat stuk dat de inspiratie komt.
Zo bedacht ik dat mijn verblijf hier een beetje verloopt zoals een duurloop. Je vertrekt met veel moed, maar algauw komen de pijntjes en de tegenwringende benen. Je begint je af te vragen: Kan ik het geplande stuk wel uitlopen? Zou ik niet beter wat inkorten? Je begint jezelf moed in te spreken en ondertussen vorderen de kilometers onder je voeten. En voor je het weet komt het einde in zicht. Je loopt uit, strecht wat en dan lekker onder de douche.
Zo gaat het hier ook. Tegenwoordig zit ik in de fase van het moed inspreken. En ondertussen probeer ik van het landschap te genieten.


Haricots à la ferme

Sinds ik een wegwijzer volgde met "haricots à la ferme" en de boerderij aan de rand van het dorp ontdekte, ben ik er niet meer weg te slaan. De hond is een schatje, de groenten zijn kraakvers en de boerin verklapt me haar recepten.






maandag 10 oktober 2011

Lichamen

In ons gezin werd vroeger niet geknuffeld. Tenminste, zo herinner ik het mij. De enige schoot die ik mij herinner was die van mijn grootvader en hij stierf veel te vroeg. Er werd wel gekust. Op de mond. Niet alleen in ons gezin, maar ook bij grootouders en sommige tantes en nonkels. Bij mijn grootmoeder van vaderskant vond ik dat onprettig. Haar zoenen waren nat en ik veegde meteen na de kus mijn mond af met de rug van mijn hand. Dat werd erg onbeleefd gevonden, maar ik kon het niet laten. Het mij nu vreemde gebruik stierf langzaam uit, naarmate we opgroeiden en naarmate de relatie met mijn ouders krampachtiger werd.
Toen mijn ouders naar Frankrijk verhuisden, zagen we elkaar minder vaak en het weerzien was af en toe best hartelijk. In België miste ik soms mijn moeder en als ik bij haar was probeerde ik haar dat te tonen in de vorm van pogingen tot knuffels. Maar echt goed lukte dat nooit. Het voelde houterig en kunstmatig aan. Pas de laatste jaren, toen ik mijn moeder soms erg ziek aantrof, scheen ze zich te kunnen overgeven aan mijn behoefte om haar te omarmen.
Die behoefte heb ik bij mijn vader trouwens nooit gehad. Ik omarmde hem soms om het verschil in contact niet al te erg te laten opvallen.

De eerste dagen dat ik voor mijn ouders zorgde, vond ik het lichamelijk contact ronduit griezelig. Vooral bij mijn vader, bij wie het contact dan nog veel meer nodig is. Aan- en uitkleden, in en uit bed tillen, helpen bij het eten enzovoort. Elke keer weer moest ik ergens een knopje omdraaien en mijn weerzin uitschakelen. Het hielp soms om me voor te stellen dat ik een verpleegster was, en dan nog een hele goeie. Maar ook dat laatste is een beetje weglopen. Wat nog het beste werkt is dat ik me er de hele tijd bewust van blijf dat hij dit allemaal liever alleen, zonder enige hulp zou doen. Hij is dan voor mij een hulpeloze man, mijn vader van vandaag, los van het verleden.

Met mijn moeder gaat het gemakkelijker. Ze vindt het fijn als ik haar douche en eigenlijk vind ik dat zelf ook wel bijzonder. Ze ziet er zo frêle uit. Ik kijk graag naar haar lichaam en ik stel me dan voor hoe ik daaruit geboren ben. Na de douche doe ik haar haar en de paar uurtjes dat haar kapsel houdt, is ze om te stelen.

Na anderhalve maand bij hen te leven merk ik dat ik me niet meer beperk tot het hoogstnoodzakelijke. Het verplaatsen van mijn vader van de rolstoel naar de fauteuil gaat soepeler en soms maken we er een dansje van. Ik moedig hem aan om af en toe het looprek te nemen in plaats van de rolstoel. Ik zorg ervoor dat hij geen lege vork in zijn mond steekt. Hij is mijn vader van vandaag. 


zondag 9 oktober 2011

Meesterschap (2)

"Ik ben geen meester meer in mijn huis, zei mijn moeder een paar weken geleden, en dat doet me verdriet."
 "Ik begrijp het", antwoordde ik, kijkend naar de verzorgster die maar al te graag de plak zwaait.
Maar het zinnetje blijft hangen in mijn hoofd en ik begin me ervan bewust te worden dat ik al even schuldig ben. Te vaak trek ik dingen uit haar handen of probeer ik haar voor te zijn. Ik vergeet soms het menu met haar te bespreken, of het boodschappenlijstje en na de boodschappen vergeet ik haar te vertellen wat ik gekocht heb met haar geld. De vreemde ideeën die ze soms heeft, praat ik op een bazige manier uit haar hoofd. O! Wat heb ik nog veel te leren!


Nog uit Dans Van Woede: "We onderwijzen datgene wat we het hardst moeten leren." 

Over relaties

Voor iedereen die van iemand houdt, maar nog niet de juiste manier heeft gevonden om dat te tonen:

Gelezen in Dans Van Woede van Harriet Lerner, een boek over oude gezinspatronen en relaties met ouders, kinderen, broers en zussen, partners en andere belangrijke personen in je leven:
"Zelfs al zijn we overtuigd dat de ander voor 97 procent schuld treft, dan kunnen we nog onze eigen 3 procent veranderen."



Met dank aan Marleen V. die me dit boek aanraadde. 

Zondagse boterkip

Mijn grootmoeder was een bijzondere kokkin. Ik heb lang gedacht dat ze liefdeloos en bitter was, maar alles wat ze maakte, bereidde ze met liefde en zette ze trots op tafel. Haar liefde kwam tot ons in de vorm van ossentong, blanquette de veau, gehaktballetjes, prei in bechamelsaus, biscuit met chocolade-crème au beurre en rabarberconfituur. Mijn eerste smaakorgasme kreeg ik bij haar op een zondagmiddag. De kip die op tafel kwam had mijn grootvader de dag ervoor geslacht en ik had helpen plukken. Mijn grootmoeder had ze in de oven gebakken met enkel boter en wat peper en zout. Van de geur alleen al werd je duizelig. Ze werd in haar geheel op tafel gezet en mijn grootvader sneed ze in stukken. Op ons bord kwam een sappig stuk vlees met een krokante zoute korst.
Ik heb lang geoefend om hetzelfde effect te krijgen, maar uiteindelijk is het niet moeilijker dan dit:

Koop een goede hoevekip en kijk niet op een euro.
Neem ze een paar uur voor je ze klaarmaakt uit de koelkast zodat ze op temperatuur komt.
Zet de (warmelucht-)oven aan en stel in op 180 °.
Spoel de kip van binnen en van buiten onder koud stromend water.
Dep ze wat af en leg ze in een vuurvaste schaal, die net past.
Giet een lepel arachide-olie in de schaal (zo vermijd je dat de boter aanbrandt).
Meng een flink stuk boter met peper en zout en stop het in de kip.
Stop er eventueel ook een kwart van een onbespoten citroen bij (een beetje zuur maakt taai vlees zacht).

Zet de schaal in de warme oven en stel de kookwekker in op 20 minuten.
Na 20 minuten draai je de kip een eerste keer om.
Herhaal dit nog drie keer. Leg de kip eens op haar buik, op de rug en als het kan ook op de zijkanten.

Bij mijn grootmoeder kregen we daarbij frieten en appelmoes. Als je niet van appelmoes houdt, zet dan verse kropsla op tafel. Overgiet op je bord de frisse sla met de warme botersaus. Mmmm, pour se lecher les cuisses!, zeggen ze hier.

Kip met friet en appelmoes stond vandaag op het menu. Buiten woei de tramontane, maar de zon scheen door de grote ramen. Op de achtergrond een oude langspeelplaat van Helmut Zacharias. Er werd niet veel gezegd aan tafel, maar bijna alles was op.




zaterdag 8 oktober 2011

Oude mensen zijn geen kinderen

Mijn ouders kunnen elk op hun eigen manier heel vertederend zijn. Maar ze hebben ook nukken, ze kunnen koppig zijn, soms uren mokken en af en toe liggen ze gewoonweg dwars. Ik geraak meer en meer geïntrigeerd door dat gedrag, dat ergens op het gedrag van kinderen lijkt, maar toch anders is. Ik zie sporen van karaktereigenschappen en zelfs familietrekjes die ik van vroeger ken en van andere familieleden, grootouders, nonkels en tantes. Sommige van die trekken zijn afgezwakt en andere juist versterkt of manifesteren zich in afwijkende versies. Ik kijk naar hen en ik kijk naar mezelf. Zij zijn geëvolueerd, maar ik ook. Negatieve opmerkingen of kwade reacties raken mij minder. Ik ontvang ze en leg ze opzij. En met lieve woorden of dankbetuigingen doe ik hetzelfde. Het zijn uitdrukkingen van het moment, niet meer of niet minder. Het zijn geen bewijzen van liefde of onliefde.

Het zijn kinderen, zegt de verzorgster, en ze schudt vertederd haar hoofd. Ze aait over hun hoofden en ze maakt onnozele grapjes. Allemaal goedbedoeld, maar ik ben het niet met haar eens. Zij meent dat we hen moeten voorbereiden op het rusthuis, door meer structuur aan te brengen. Ze vindt ook dat ik over het rusthuis moet zwijgen, tot het zover is. 
Ik wil eerlijk zijn met hen, antwoord ik ferm. En wat ik nog niet gezegd heb, maar wat nog wel komt: Het zijn geen kinderen. Oude mensen zijn geen kinderen. Kinderen moeten nog opgevoed worden tot sociaal aanvaardbaar gedrag. 

Oude mensen hoeven niet meer opgevoed te worden. Oude mensen hebben recht op comfort en op de dingen die ze graag hebben. Oude mensen hoeven hun bord niet leeg te eten en mogen slapen zolang ze willen. Het is aan de ander om de eigen grenzen te bewaken maar ook niet meer dan dat. Elke dag kan de laatste zijn, waarom zouden we hen dan "in 's hemelsnaam" nog moet opvoeden?

Moeke skypet








Een kazerne en een schildpaddenkolonie

Mijn zoektocht naar een rusthuis brengt me overal. Gisteren was ik in Pézilla La Rivière. De naam alleen al! Het dorp ziet er welvarend uit, met een renaissance-achtige mairie, en het ligt in een uitgestrekt vlak gebied, omgeven door verschillende bergketens. Het rusthuis was nog spiksplinternieuw en waarschijnlijk technisch goed uitgerust maar het voelde koel en onpersoonlijk aan en het onthaal was navenant. Op de terugweg kreeg ik maar moeizaam enige commentaar uit mijn moeder. Maar toen ze thuiskwam vatte ze haar verslag aan mijn vader in één woord samen: een kazerne. Daarmee was alles gezegd en kon ik een streep zetten door nummer twee op mijn lijstje. Nummer één, Saint Eugénie, is nog niet doorstreept maar kreeg wel al een groot vraagteken.

Vandaag ging ik dan op vooronderzoek naar Sorède, een wat toeristisch dorpje in Les Albères. Wat me hoop gaf was het adres: 6, Vallée Heureuse. En wat me ook intrigeerde was het gerucht dat er een microklimaat heerst. Stel je voor, het mooiste van het mooiste weer in Zuid-Frankrijk. Echte bewijzen van dat microklimaat zag ik niet, maar wel iets meer bloemen dan in de rest van de streek. Het maison de retraite viel op het eerste zicht best mee. Nu nog afwachten wat mijn moeder ervan vindt. Wordt vervolgd.

Vlakbij, en eveneens in de Vallée Heureuse is een schildpaddenreservaat. Ik wou er nog even heen, maar de schildpadden waren al naar bed. Ook al vroegslapers. Dan maar een glaasje muscat in een café op het dorpsplein. Het smaakte, maar het maakte me een beetje sentimenteel. Ik dacht aan de dag dat ik hen misschien moet wegbrengen. En ik kreeg zin in nog veel meer muscat. 

donderdag 6 oktober 2011

Baignade


Vandaag heb ik voor het laatst gezwommen. Het water wordt te koud.

De mooie mas die mijn ouders ooit kochten, ruilden ze 18 jaar geleden in voor een bungalow in Fourques. Mijn vader herstelde moeizaam van een hartaanval en een beroerte, de mas was te ver van de bewoonde wereld, en mijn moeder werd bang.

Toen ze het nieuws doorbelde, kon de mededeling dat er een zwembad in de tuin was, mij amper troosten. Wat heb je aan een zwembad als je een echte rivier in je achtertuin kunt hebben?

Het was een degelijk huis met een grote tuin en een degelijk zwembad. Mijn vader sprong er graag met veel vertoon in. De kinderen en de kleinkinderen hadden plezier en ik ook. Mijn moeder durfde niet.

Maar zelfs een degelijk huis verslijt en samen met haar bewoners takelt het langzaam af. De tuin verwildert. Het zwembad kreunt. Het lekt, de installatie hapert en het is vechten tegen de algen omdat het water te vaak moet worden aangevuld met grondwater.

Ik heb mijn best gedaan om het water helder te houden met een schepnet en een bodemzuiger en door tegen mijn zin af en toe chloortabletten in de filters te leggen. Het moest, want tot nu was mijn dagelijkse zwemkwartiertje mijn enige echte verfrissing. Al ging het toe-eigenen van die zwempartij niet altijd vanzelf. Vaak stond ik nog maar net tot aan de knieën in het water en moest ik er alweer uit omdat mijn vader het aan-uitknopje van zijn scheerapparaat niet vond of omdat hij naar de wc moest.

Vandaag heb ik geprobeerd om mijn laatste aller-retour heel aandachtig te zwemmen. En ik kon het niet laten om het water te bedanken.


 

Noem mij

Mijn ouders gaan vroeg slapen. Te vroeg, vind ik, maar ze willen het zelf.
Tussen acht en negen zit ik dan stil te zijn in de woonkamer en te wachten op het enigszins geruststellende gesnurk in twee toonaarden. Soms liggen ze nog wat te praten. Dat wil zeggen: mijn vader roept iets en mijn moeder doet of ze het niet hoort of antwoordt naast de kwestie. Doof worden, het heeft zo zijn voordelen.
Toen mijn vader bleef aandringen en bleef vragen hoe ze heette, dacht ik toch dat ik moest tussenkomen.

Je weet toch hoe ze heet, sus ik hem.
Wie?  vraagt hij.
Ons Moemoe, zeg ik en ik wijs naar haar in het ziekenhuisbed naast hem.
Is dat ons Moemoe?
Ongelovige frons.
Ik dacht dat daar iemand anders lag, zegt hij.
Je weet haar naam toch nog?
Ja, zegt hij, Suzanne, maar die ander die hier ook is, haar naam weet ik niet meer.
Bedoel je mij? vraag ik.
Ja, zegt hij, hoe heet je weer?
Christine, zeg ik.
Haja, nu weet ik het weer, Christine.

Een paar tellen later:
Wij hebben ook een Christine.
Ja, lach ik, dat ben ik, ik ben Christine.
Dat weet ik wel, maar vroeger, daarvoor, hadden we ook een Christine.
Dat was ik ook. Ik was een kind toen.

Christine, zegt hij, dat is een mooie naam.
Slaapwel Christintje.


Mijn moeder is mijn naam vergeten

Mijn moeder is mijn naam vergeten.
Mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
Laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Neeltje Maria Min (1944)

woensdag 5 oktober 2011

De blinkende keerzijde

Toen ik een kind was, ging ik vaak logeren bij mijn grootouders van moederskant. Ze woonden in een prachtig huis en hadden een grote tuin. Mijn grootmoeder kookte verrukkelijk en mijn grootvader was een soort aartsengel. Toch ging ik er vaak tegen mijn zin heen. Half tegen mijn zin,  want het was elke keer afvragen of al die heerlijkheid wel opwoog tegen het norse karakter van mijn grootmoeder.

Vele jaren later kochten mijn ouders een "mas" in het dorpje Montauriol. Het was een mooi huis in natuursteen, met een ruime keuken en twee grote haarden. Het lag in de heuvels aan de voet van de Pyreneeën en het rook er altijd naar tijm, rozemarijn en munt. Maar elke keer als ik er op vakantie ging ervoer ik hetzelfde dilemma. Woog al dat heerlijks op tegen het de aanwezigheid van mijn onverdraagzame vader? Zou ik wel kunnen genieten als hij telkens weer roet in het eten strooide?

Het leek wel of alle mooie dingen een keerzijde hadden. Niet alleen een doffe, maar zelfs een echt lelijke en pijnlijke kant.

De laatste jaren ben ik anders beginnen kijken. Ik neem de dofheid, de pijn en de lelijkheid voor wat ze is. Ik kan daar toch niets aan veranderen. En ik kijk wat voor moois en goeds er meekomt.


Met dank aan Ton, die me geleerd heeft om niet meer te klagen. 

dinsdag 4 oktober 2011

Maison de retraite

Vroeger dacht ik dat er hier in de streek helemaal heen rust- en verzorgingshuizen waren. Een paar jaar geleden begonnen we wat rond te kijken en ja hoor, hier en daar toch een rusthuis. En nu ik echt op zoek ben, blijkt er in elk dorp wel minstens één. Alleen zitten ze allemaal vol. Hoe mooier en moderner, hoe langer de wachtlijst. Vandaag bezocht ik Thuir, Toulouges en Pézilla la Rivière. Nog op mijn lijstje: Cabestany, St Cyprien, Ille-sur-Tet. Al veroverd: St Eugenie in Le Soler. Dat laatste is een kasteel dat ooit  door Napoleon (de derde) voor Eugenie zou gebouwd zijn. Ze heeft er nooit gewoond en ze zal wel geweten hebben waarom. Want achter de mooie gevel heerst dezelfde treurigheid als overal.
Elke keer weer denk ik: nooit van mijn leven. Niet met mij. Ik zal wel voorzieningen treffen. Maar je weet natuurlijk nooit wat er nog allemaal in de weg komt te zitten. Toch neem ik me voor om een paar scenario's uit te werken ...
Maar ondertussen moet ik er toch de beste uitkiezen voor mijn ouders, die blijkbaar nooit hadden gedacht dat ze gewoon oud zouden worden. 

maandag 3 oktober 2011

Gebakken tomaten met rozemarijn

De tomaten van de Champion zijn net als die van de Delhaize: perfecte vorm, met of zonder tros, ovaal of rond, klein of groot. En ze smaken allemaal naar hetzelfde: naar flauwe tomaat. Gelukkig zijn er tomaten van de boerderij, en uit de tuinen van vrienden en van vrienden van vrienden, die er met dit warme weer geen weg mee weten. En toen kregen we ook nog een kistje van een kruidenier die net ging sluiten. En dus hadden we tomaten in alle soorten, de meesten donkerrood, grillig van vorm, met barstjes en uitstulpingen. En vooral: ze waren met veel en allemaal even rijp.
Dus maakte ik dit:

Leg op de bodem van een vuurvaste schotel een paar takken rozemarijn en tijm.
Snijd de hoedjes van de tomaten en schik ze op de takjes. Zet ze dicht op elkaar en maak de schaal goed vol. Strooi op elke tomaat zout en cayennepeper en eventueel ook look en peterselie. Druppel overal wat olijfolie op.
Een uurtje bakken op 150°.

Lekker met witte vis, rood vlees of met pasta.






zondag 2 oktober 2011

Baleinen

We kijken naar een Franse documentaire over walvissen.
Baleinen, zegt mijn vader, daar maken ze paraplu's van.
Ik kijk naar mijn moeder. Ze verpinkt niet.

Weet je nog, gaat hij verder, die balein in de tuin? Ik had er een vierkant hok voor gemaakt, twee op twee meter. Maar tijdens een storm stortte het in. En toch bleef die balein op die plaats zitten. Een hele zomer lang. Daarna heb ik hem naar de pastoor van Waarbeek laten brengen. Die hield ook van dieren.

Mooie documentaire, zegt hij dan, jammer dat ik het niet kan zien.


zaterdag 1 oktober 2011

Paprika's van Collioure

Verrassend lekker receptje van Sylvie, onze "auxiliaire de vie":

Paprika's van Collioure (*):
 3 rode paprika's
een blikje ansjovisreepjes
een handvol ontpitte groene olijven
twee eetlepels olijfolie

Snijd de paprika's in twee en haal er de pitten uit.
Leg ze met het vel naar de onderkant in een vuurvaste schotel.
Leg in elk stuk een paar ansjovisreepjes en een paar gehalveerde olijven.
Bedruppel met olijfolie.

Bak een half uurtje in een matig hete oven tot de randen van de paprika's en de olijven verkleuren.
Warm of koud serveren als voorgerechtje of tapas.

(*) Gepekelde ansjovis is de specialiteit van Collioure.




Dipje

Het was te verwachten. Onderweg naar de luchthaven van Perpignan kwamen de tranen. En ook bij het zwaaien door de glazen deur.
Op de terugweg vroeg ik me af waarom ik mij dit heb aangedaan. Vier maanden zijn zo om, hoor ik me nog pleiten tegen Els. Maar nu kijk ik aan tegen 25 dagen zonder haar. Drie en een halve week mijn geduld op de proef laten stellen en kranig om me heen kijken, op zoek naar dingen die opvrolijken.
Wanneer ga je eens iets grappigs schrijven?, vroeg ze nog.
Iets grappigs? Morgen misschien.