woensdag 12 oktober 2011

Dood van een schoenmaker


De vader van mijn vader heette Theofiel. Hij was getrouwd met Elise en ze hadden elf kinderen. Mijn vader was het negende kind. Toen mijn grootmoeder zwanger was van het elfde kind kwam er een dramatisch einde aan hun geluk. Mijn grootvader was schoenmaker en zijn broer Jef hielp in de zaak. Hij was het die de schoenen ophaalde, wegbracht en het geld ontving. Niet zelden kwam hij aangeschoten thuis en op een dag werd Theofiel boos. De broers maakten ruzie en begonnen te vechten. Jef greep een klomp en sloeg hem op het hoofd van zijn broer. Het was een half afgemaakte vrouwenklomp waar de punt af was en waar twee pinnen uitstaken. De wond was niet zo groot maar ze geraakte geïnfecteerd.
Theofiel verbeet de pijn en verstopte de wond om zijn broer te beschermen. Maar zijn vrouw zag dat het niet goed ging en ze liet de dokter komen. Die zag meteen dat er iets ernstigs aan de hand was en hij zei: "Theofiel, dat is hier niet om mee te lachen, hoor."
Het ging inderdaad van kwaad naar erger en toen bleek een operatie onvermijdelijk. Voor Theofiel met een camionette (*) naar het ziekenhuis werd gebracht, riep hij alle kinderen bij zich, gaf hen een kruisje en droeg hen op om braaf te zijn.
Drie maanden na zijn dood werd het jongste kind geboren. Ze noemden hem Theofiel.

* Dit is de versie van mijn vader. Volgens mijn enige nog overlevende tante Flore was het een kar met een matras op. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten