In ons gezin werd vroeger niet geknuffeld. Tenminste, zo
herinner ik het mij. De enige schoot die ik mij herinner was die van mijn
grootvader en hij stierf veel te vroeg. Er werd wel gekust. Op de mond. Niet
alleen in ons gezin, maar ook bij grootouders en sommige tantes en nonkels. Bij
mijn grootmoeder van vaderskant vond ik dat onprettig. Haar zoenen waren nat en
ik veegde meteen na de kus mijn mond af met de rug van mijn hand. Dat werd erg
onbeleefd gevonden, maar ik kon het niet laten. Het mij nu vreemde gebruik
stierf langzaam uit, naarmate we opgroeiden en naarmate de relatie met mijn
ouders krampachtiger werd.
Toen mijn ouders naar Frankrijk verhuisden, zagen we elkaar
minder vaak en het weerzien was af en toe best hartelijk. In België miste ik soms
mijn moeder en als ik bij haar was probeerde ik haar dat te tonen in de vorm
van pogingen tot knuffels. Maar echt goed lukte dat nooit. Het voelde houterig
en kunstmatig aan. Pas de laatste jaren, toen ik mijn moeder soms erg ziek
aantrof, scheen ze zich te kunnen overgeven aan mijn behoefte om haar te
omarmen.
Die behoefte heb ik bij mijn vader trouwens nooit gehad. Ik
omarmde hem soms om het verschil in contact niet al te erg te laten opvallen.
De eerste dagen dat ik voor mijn ouders zorgde, vond ik het
lichamelijk contact ronduit griezelig. Vooral bij mijn vader, bij wie het
contact dan nog veel meer nodig is. Aan- en uitkleden, in en uit bed tillen,
helpen bij het eten enzovoort. Elke keer weer moest ik ergens een knopje
omdraaien en mijn weerzin uitschakelen. Het hielp soms om me voor te stellen
dat ik een verpleegster was, en dan nog een hele goeie. Maar ook dat laatste is
een beetje weglopen. Wat nog het beste werkt is dat ik me er de hele tijd
bewust van blijf dat hij dit allemaal liever alleen, zonder enige hulp zou
doen. Hij is dan voor mij een hulpeloze man, mijn vader van vandaag, los van
het verleden.
Met mijn moeder gaat het gemakkelijker. Ze vindt het fijn
als ik haar douche en eigenlijk vind ik dat zelf ook wel bijzonder. Ze ziet er
zo frêle uit. Ik kijk graag naar haar lichaam en ik stel me dan voor hoe ik
daaruit geboren ben. Na de douche doe ik haar haar en de paar uurtjes dat haar
kapsel houdt, is ze om te stelen.
Na anderhalve maand bij hen te leven merk ik dat ik me niet
meer beperk tot het hoogstnoodzakelijke. Het verplaatsen van mijn vader van de
rolstoel naar de fauteuil gaat soepeler en soms maken we er een dansje van. Ik
moedig hem aan om af en toe het looprek te nemen in plaats van de rolstoel. Ik
zorg ervoor dat hij geen lege vork in zijn mond steekt. Hij is mijn vader van
vandaag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten