maandag 10 oktober 2011

Lichamen

In ons gezin werd vroeger niet geknuffeld. Tenminste, zo herinner ik het mij. De enige schoot die ik mij herinner was die van mijn grootvader en hij stierf veel te vroeg. Er werd wel gekust. Op de mond. Niet alleen in ons gezin, maar ook bij grootouders en sommige tantes en nonkels. Bij mijn grootmoeder van vaderskant vond ik dat onprettig. Haar zoenen waren nat en ik veegde meteen na de kus mijn mond af met de rug van mijn hand. Dat werd erg onbeleefd gevonden, maar ik kon het niet laten. Het mij nu vreemde gebruik stierf langzaam uit, naarmate we opgroeiden en naarmate de relatie met mijn ouders krampachtiger werd.
Toen mijn ouders naar Frankrijk verhuisden, zagen we elkaar minder vaak en het weerzien was af en toe best hartelijk. In België miste ik soms mijn moeder en als ik bij haar was probeerde ik haar dat te tonen in de vorm van pogingen tot knuffels. Maar echt goed lukte dat nooit. Het voelde houterig en kunstmatig aan. Pas de laatste jaren, toen ik mijn moeder soms erg ziek aantrof, scheen ze zich te kunnen overgeven aan mijn behoefte om haar te omarmen.
Die behoefte heb ik bij mijn vader trouwens nooit gehad. Ik omarmde hem soms om het verschil in contact niet al te erg te laten opvallen.

De eerste dagen dat ik voor mijn ouders zorgde, vond ik het lichamelijk contact ronduit griezelig. Vooral bij mijn vader, bij wie het contact dan nog veel meer nodig is. Aan- en uitkleden, in en uit bed tillen, helpen bij het eten enzovoort. Elke keer weer moest ik ergens een knopje omdraaien en mijn weerzin uitschakelen. Het hielp soms om me voor te stellen dat ik een verpleegster was, en dan nog een hele goeie. Maar ook dat laatste is een beetje weglopen. Wat nog het beste werkt is dat ik me er de hele tijd bewust van blijf dat hij dit allemaal liever alleen, zonder enige hulp zou doen. Hij is dan voor mij een hulpeloze man, mijn vader van vandaag, los van het verleden.

Met mijn moeder gaat het gemakkelijker. Ze vindt het fijn als ik haar douche en eigenlijk vind ik dat zelf ook wel bijzonder. Ze ziet er zo frêle uit. Ik kijk graag naar haar lichaam en ik stel me dan voor hoe ik daaruit geboren ben. Na de douche doe ik haar haar en de paar uurtjes dat haar kapsel houdt, is ze om te stelen.

Na anderhalve maand bij hen te leven merk ik dat ik me niet meer beperk tot het hoogstnoodzakelijke. Het verplaatsen van mijn vader van de rolstoel naar de fauteuil gaat soepeler en soms maken we er een dansje van. Ik moedig hem aan om af en toe het looprek te nemen in plaats van de rolstoel. Ik zorg ervoor dat hij geen lege vork in zijn mond steekt. Hij is mijn vader van vandaag. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten