donderdag 6 oktober 2011

Noem mij

Mijn ouders gaan vroeg slapen. Te vroeg, vind ik, maar ze willen het zelf.
Tussen acht en negen zit ik dan stil te zijn in de woonkamer en te wachten op het enigszins geruststellende gesnurk in twee toonaarden. Soms liggen ze nog wat te praten. Dat wil zeggen: mijn vader roept iets en mijn moeder doet of ze het niet hoort of antwoordt naast de kwestie. Doof worden, het heeft zo zijn voordelen.
Toen mijn vader bleef aandringen en bleef vragen hoe ze heette, dacht ik toch dat ik moest tussenkomen.

Je weet toch hoe ze heet, sus ik hem.
Wie?  vraagt hij.
Ons Moemoe, zeg ik en ik wijs naar haar in het ziekenhuisbed naast hem.
Is dat ons Moemoe?
Ongelovige frons.
Ik dacht dat daar iemand anders lag, zegt hij.
Je weet haar naam toch nog?
Ja, zegt hij, Suzanne, maar die ander die hier ook is, haar naam weet ik niet meer.
Bedoel je mij? vraag ik.
Ja, zegt hij, hoe heet je weer?
Christine, zeg ik.
Haja, nu weet ik het weer, Christine.

Een paar tellen later:
Wij hebben ook een Christine.
Ja, lach ik, dat ben ik, ik ben Christine.
Dat weet ik wel, maar vroeger, daarvoor, hadden we ook een Christine.
Dat was ik ook. Ik was een kind toen.

Christine, zegt hij, dat is een mooie naam.
Slaapwel Christintje.


Mijn moeder is mijn naam vergeten

Mijn moeder is mijn naam vergeten.
Mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?

Noem mij, bevestig mijn bestaan,
Laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

Voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Neeltje Maria Min (1944)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten